De (foute) Kapiteins Christiansen

PaulMijn vader was in de meidagen van 1940 tien jaar oud. Waarom vermeld ik, oh lezer, dit onbetekenende feitje? Wel, het zit zo dat ik gedurende een recent bezoek aan mijn oude moeder eens door mijn opgeslagen boekenverzameling ben gelopen, om er een stel uit te sorteren dat ik door vrienden en familie naar Finland hoop te laten transporteren dit jaar. De kleine berging van de seniorenflat van mijn moeder wordt voor de helft gevuld door kisten en dozen met de boeken en langspeelplaten die ik tijdens mijn onvermeldbare leven in Papendrecht verzameld heb. Ik was eigenlijk op zoek naar wat oude proeven van de strips die ik als kind samen met mede-triumviraatlid Cor maakte voor de schoolkranten van de de onvolprezen Rembrandtschool en de Willem de Zwijger, maar helaas kon ik daar niets meer van terugvinden.

Waar ik wel op stootte waren wat jongensboeken die nog van mijn vader waren geweest. Het feit dat mijn vader die vooral tijdens de tweede wereldoorlog kreeg, toen hij er de leeftijd voor had, maakt deze nu belangwekkend. Er waren de gebruikelijke nationalistische werken van Johan H Been, “Van Neerlands Helden” en “Spekkie de Pijper van de Zeelepers”. Been is nu vooral nog bekend vanwege het boek “Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruyter”. Dat boek had mijn vader niet maar misschien kon hij het, net als ik, van een vrind lenen. Dit laatse boek wordt ook vandaag de dag nog steeds gedrukt en gelezen.

Meer interessant vond ik een boek dat ik tot nu toe niet zelf had gelezen, omdat het op zich geen roman was maar een soort biografie. Het had geen kleurrijke omslagillustratie maar wel een voorwoord van een admiraal buiten dienst, niet iets dus waar ik me als kind direct voor zou interesseren. Mijn vader kreeg dit boek, volgens een aantekening, voor zijn verjaardag in 1943. Het heet “De Kapiteins Christiansen” en was een vertaling van een Duitse uitgave die voor het eerst in 1933 werd gedrukt (voor zover ik heb kunnen nagaan).

Dit boek is me nu zo interessant geworden omdat ik net een historische roman gelezen heb van de hand van de Zweedse schrijver Jan Guillou welke in dezelfde periode speelt en deels in hetzelfde deel van de wereld. Het boek beschrijft het avontuurlijke leven van twee broers afkomstig van het Noord-Friese eiland Föhr. Friedrich en Carl Christiansen werden geboren in een familie van zeevaarders aan het eind van de negentiende eeuw. Ze waren voorbestemd om gezagvoerders te worden op handelsschepen zoals hun vader en hun oom en beiden gingen al op jonge leeftijd naar zee om ervaring op te doen op de grote zeilschepen van die tijd.

Het boek beschrijft hun reizen aan de hand van de logboeken zie ze bijhielden en volgt hen door de zeevaartschool en tijdens hun carrière als zeekapiteins. Friedrich ontwikkeld een interesse in vliegtuigen en wordt pioniervlieger in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de oorlog is hij eerst piloot-instructeur en later verkrijgt hij op eigen verzoek frontdienst aan de Belgische kust vanwaar hij aanvallen uitvoert op Engelse havens en op vlieg- en scheepvaartverkeer in en over het kanaal. Hij is daarbij zo successvol dat hij uiteindelijk de hoogste onderscheiding van het Duitse Keizerrijk (de “pour le mérite” beter bekend als “der blaue Max”) krijgt opgespeld door de keizer in hoogst eigen persoon.

Broer Carl doet weinig voor hem onder. Hij heeft een bewogen loopbaan op de wilde vaart in het verre Oosten waar Duitsland in die tijd koloniale bezittingen had. Zijn heroïsche tocht in een sloep na een schipbreuk wordt in geuren en kleuren beschreven. Na uitbraak van de Eerste Wereldoorlog wordt Carl net als zijn broer ingelijfd bij de Duitse marine, waar hij al eerder diende aan boord van de slagschepen der Hochseeflotte. Ontevreden met dit veelal inactieve dienstdoen meldt hij zich aan als vrijwilliger om met een vermomd vrachtschip door de Britse zeeblokkades te breken en de troepen in Duits Oost-Afrika te bevoorraden. Het betrof met name de speciale steenkool die nodig was om de verborgen kruiser Königsberg de kans te geven uit te varen en zijn carrière als koopvaardij-raider weer op te nemen. Carl slaagt in deze gewaagde operatie al wordt hij daarbij ernstig gewond. Het weerhoudt hem er niet van om een poging te ondernemen terug te keren naar Duitsland om een tweede bevoorradingsschip naar de kolonie te brengen. Hij geraakt echter in Britse krijgsgevangenschap maar ontsnapt door ziekte voor te wenden.

De broers hervinden elkaar na de oorlog en zetten hun loopbaan als scheepskapteins voort. Friedrich pakt ook het vliegen weer op en maakt het ondanks zijn al gevorderde leeftijd tot gezagvoerder van de Dornier Do X, destijds de grootste vliegboot ooit gebouwd.  Hiermee maakt hij meerdere prestigieuze trans-atlantische vluchten, terwijl zijn broer kapitein is op een groot passagiersschip. Het boek sluit daarmee op een positieve noot en de hoop dat Duitsland dankzij zulke helden zijn grootheid weer zal hervinden.

Het boek, geillustreerd met flink wat foto’s, is een mooi historisch document dat de Duitse opvattingen uit de periode netjes weergeeft. Het Duitse koloniale rijk wordt beschreven in dezelfde termen als het Nederlandse; het is een schone taak om de arme bruintjes te beschaven, etc. Zaken die de broers niet zelf meegemaakt hadden (het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en Duitsland’s rol daarin) komen niet aan bod. Het “onrecht” van Versailles wordt wel genoemd, vooral waar het schepen betreft die overgedragen moesten worden aan de overwinnaars en de beperkingen die werden opgelegd aan de vliegtuigindustrie. De toon en de gezichtspunten in dit boek komen heel wel overeen met die welke gepresenteerd worden in de roman van Guillou.

Het venijn zit hem evenwel in de staart. De Nederlandse uitgave van 1943 bevat een nawoord van de Nazi-uitgever Martin Sommerfeldt waarin hij kort vermeldt hoe de broers Christiansen zich al vanaf het begin in dienst stelden van het nazi-regime en binnen dat regime carrière maakten, totdat Friedrich in Mei 1940 werd benoemd tot opperbevelhebber der Duitse weermacht in Nederland. Broer Carl nam hij mee als lid van zijn staf.Hun doel: gegen England fahren…

In hun hoedanigheid als opperbevelhebber en staflid waren de broers dus verantwoordelijk voor alle misdaden die door de Duitse weermacht in Nederland werden begaan. Dit gold in het bijzonder voor de razzia van Putten waartoe Friedrich hoogstpersoonlijk het bevel gaf (en waarvoor hij na de oorlog tot 12 jaar cel werd veroordeeld (een opmerklijk lichte straf, gezien het hoge aantal burgerslachtoffers) alhoewel hij uiteindelijk maar vijf jaar hoefde uit te zitten). Zo heeft de geschiedenis het laatste woord gesproken over deze ontegenzeggelijk dappere en ondernemende mannen. Van gevierde helden verwerden ze tot verachte misdadigers, doordat ze ingingen op de uitnodiging, toen de duivel hen ten dans vroeg.

This entry was posted in Boekbeschrijving, Paul Nijbakker and tagged , , , , , , , . Bookmark the permalink.

6 Responses to De (foute) Kapiteins Christiansen

  1. Johan says:

    Tja, er zijn wel meer Duitsers opnieuw de fout ingegaan tijdens WO II. Dat blijft een oude wonde in de Duitse geschiedenis.

  2. @Johan,
    Vaderlandsliefde is één zaak, maar dat ze zo blind waren voor de Nazis is onvergeeflijk, om over het actief deelnemen aan bezetting en onderdrukking maar niet te spreken.

  3. Anton Lustig says:

    Jouw verhaal bevat openingen voor een hele roman.
    Dat van die duivel (einde v/h stuk) interesseert me niet, hoewel het spiegologisch vast wel heel bijzonder in elkaar zit hoe die twee in die bloederige episode belandden en wat dat wel of niet met hen deed.
    Wat mij vooral boeit is dat ten tijde van dat boekje – toen jouw vader nog heel jong was dus – los van elkaar dit soort enorm verschillende wereldbeelden bestonden, ieder met eigen, zogenaamd vanzelfsprekende en enorm sterk gearticuleerde bestaansrechtvaardigingen!

    • @Anton,
      Wat me interesseert aan het geheel is dat we hier twee mannen gepresenteerd krijgen die in elk ander opzicht zouden gelden als helden, bewonderenswaardig en navolgbaar (Ze zijn betrokken bij de redding van schipbreukelingen, bekommeren zich om hun maten, enz.), maar dat al hun edelmoed en dapperheid teniet wordt gedaan doordat ze zich uit blinde vaderlandsliefde verbinden met het meest verafschuwde bewind uit de geschiedenis van de mensheid. Het is een bewijs dat nationalisme een vergif is dat schromelijk onderschat wordt.

      • Anton Lustig says:

        Dat die twee eerst zulke weldoeners waren had ik er nog niet uitgehaald. (Stond er niet echt bij, eerlijk gezegd. Dat het capabele lieden waren wel.) Maar dat zou dat punt van jou, van dat nationalisme en racisme vergif zijn, wel sterk naar voren halen inderdaad. Gif, zo kun je het zeker noemen. Een gif waartegen je de mensen graag zou willen beschermen.

        Oud puntje: gelukkig maar dat we als ex-Papendrechters weinig hebben om trots op te zijn.

  4. @Anton,
    Ik heb inderdaad niet vermeld dat beide broers in hun rol als scheepskapitein betrokken zijn geweest bij reddingsactiviteiten op zee. De oudere broer pikte ook als vliegenier meermalen drenkelingen op. Er wordt (niet zo gek bij een geauthoriseerde biografie) dus een alleszins positief beeld van de broers gegeven en dat beeld wordt daarna verwrongen door wat we weten over hoe het verder afliep. Ik vermoed dat Jan Guillou in zijn romanreeks een dergelijke twist gaat inbouwen. Dat de broers in zijn romans aanvankelijk positief zullen staan tegenover de Duitse wederopbouw en dat die houding door de daaropvolgende gebeurtenissen faliekant gewijzigd moet worden. Het zou ook een goede greep zijn één broer aan Duitse kant te laten meevechten en een andere aan geallieerde zijde. Dan krijg je de situatie, zoals die dit jaar tijdens de dodenherdenking in Nederland ontstond, dat de ene broer wel herdacht mag worden en de andere niet.

Leave a comment